Sint-Eloois-Vijve

Waregemnaar Karel Deleersnijder bij het rebellenleger in het fort van Vijve.

(Filips Benoit)

Karel groeide op in de woelige tijd van de godsdienstoorlogen. De rebellie begon op 10 augustus 1566 met de eerste beeldenstorm in Steenvoorde. Het geweld en de vernielingen raasden als een orkaan over de Nederlanden. Het werd daarna wel weer wat rustiger, maar het schikbewind van Alva en de hoge belastingen die erop volgden, zorgden voor een nieuwe opstand. Daarbovenop begon de Spaanse bezettingsleger te muiten en te roven omdat ze niet betaald werden. Het volk kon al die miserie niet verder tolereren en een nieuwe opstand volgde. Aanvankelijk met succes want de Gentse republiek zal tussen 1577 en 1584 gans Vlaanderen bezetten. De Gentse rebellen waren hervormingsgezinde protestanten, fel gekant tegen het katholieke establishment. Willem van Oranje was de voornaamste leider. De vrijheidsstrijd zal uiteindelijk leiden tot de onafhankelijkheid van Nederland en de onderwerping van Vlaanderen.

Vanaf 1578 werd te Sint-Eloois-Vijve een legerbasis gevestigd en een fort gebouwd door de Gentse milities. De bedoeling was het verkeer op dit belangrijk knooppunt te controleren. Het verzet werkte aanstekelijk bij de jonge mannen en zo liet Waregemnaar Karel Deleersnijder zich omstreeks 1579 overhalen om toe te treden tot de compagnie van kapitein Clarisse te Vijve. Volgens de familie was dit door het ophitsen (instignatie) van andere jongeren. Kapitein Clarisse was een fervent aanhanger van de vrijheidsstrijder Willem van Oranje en van de Hervormde Godsdienst, het protestantisme.

Op 19 februari 1579 werd het fort te Vijve evenwel veroverd door de Malcontenten. De Malcontenten waren Waalse katholieken die een verbond hadden gesloten met Spanje om samen de rebellen te bestrijden. Zo werd Kortrijk al heel snel afgesneden van de vitale hulp vanuit Gent. Nog dezelfde maand viel ook Kortrijk als een van de eerste Vlaamse steden.

Ondertussen had kapitein Clarisse de vlucht genomen en zijn leger ontbonden. Dan kreeg Karel een paspoort om naar Zeeland te reizen. Daar zou hij geleefd hebben als tuinman tot zijn dood omstreeks 1616. Zijn rol als rebel was bijgevolg zeer beperkt. Dat is althans de versie van de familie Deleersnijder. Maar, als we het document nader bekijken stellen we vast dat het hier gaat om het terugvorderen van pachten van geconfisqueerd goed van Karel. Enkel om die reden werd de rol van Karel geminimaliseerd. Niemand wist hoelang Karel, na de periode te Vijve, nog in dienst bleef bij de rebellen.

In 1606 was Karel al 26 jaar uitlands en was zijn bezit aangeslagen en verpacht ten voordele van de schatkist. Enkel aangetrouwde neef Steven Baert zag het blijkbaar zitten om de administratieve strijd te voeren tegen ficus Adriaan De Moor, verantwoordelijke voor de confiscaties. De Moor had blijkbaar te veel grond aangeslagen en te lang pacht geïnd. Steven Baert sloot een overeenkomst met de nog levende erfgenamen nl. Karels zus Marie en echtgenoot Gillis de Huvettere, en Reseke de zoon van Karels broer Rogier. Steven mocht de terugvordering zelf proberen te realiseren. In ruil kregen de anderen een vast bedrag van acht pond groten en nog eens 4 pond extra indien hij daadwerkelijk ook de grond zou terugkrijgen.

Steven Baert slaagde blijkbaar in zijn opzet want in 1617 werd de overeenkomst van 1606 wettelijk vastgelegd door de schepenbank van Potegem. Na de kopie van de familieovereenkomst staat het bewijs van de betaling van zowel de 8 pond groten als de 4 pond groten extra.

Wie terugkeerde in de kudde kon rekenen op enige barmhartigheid  vanwege de overheid. Na een rebellie van enkele decennia werd de Vlaming weer voor eeuwen een slaafs katholiek. Als de geschiedenis zich herhaalt, zullen straks de kerken misschien weer vol lopen!


100 jaar K.F. Hoger Op Sint-Eloois-Vijve

In het teken van het 100-jarig jubileum organiseert Koninklijke Fanfare Hoger Op zondag 16 juli een "aperitiefconcert in openlucht" op het grasplein aan hun lokaal in de Emiel Clausstraat 12 te Sint-Eloois-Vijve. Zij voorzien in muziek, eten, drank, leuke locatie en zetten een springkasteel neer voor de kleinsten. 11u. Bevers Jeugdorkest. 12 u. Fanfare Hoger Op. 13u. Brass Party.

Tussen twee wereldoorlogen in een fanfare oprichten, getuigde van moed, vooral omdat grote buur Waregem reeds meerdere jaren een succsesvolle harmonie kende. Toch bleven enkele koppige Vijvenaren er rotsvast van oververtuigd dat een "muziek" ook voor de inwoners van St-Eloois-Vijve een noodzaak was. Fonske De Jaeghere, sasmeester Timperman, Arthur Haudhuyze, Jozef Vandevelde, Maurits Dejonckere en Leon Deceuninck geloofden er rotsvast in en richtten wekelijkse repetities in. Meester Ducatteeuw hanteerde de dirigeerstok en het eerste publieke optreden in de plaatselijke processie in 1923 was meteen een schot in de roos. De fanfare was geboren en groeide gestaag aan, vooral door toedoen van Fonske Dejaeghere, de eerste voorzitter.

Na 25 jaar gaf hij de fakkel en een bloeiende fanfare door aan zijn opvolger André Deley. Die leidde met vaste hand de groep om 17 jaar later opgevolgd te worden door meester Deblock, de duivel-doet-al voor de Vijvse fanfare. In 1948 kreeg de fanfare haar "koniklijke" titel en werd voor iedere muziekant een uniform voorzien. In die jaren groeide het ledenaantal en de fanfare promoveerde naar eerste afdeling. Er was een kameraadschappelijke sfeer en iedere uitdtap werd een "kermis". Zelfs een Tiroler orkest onder de leiding van Laurent Deley werd opgericht. Frans Amez was een tijdlang voorzitter en uiteindelijk komen we terecht bij Roger Debels.

De jaren '60, ooit de gouden jaren genoemd, bleken ook voor de fanfare een gouden tijd. Onder impuls van showmeester Adrien Hofman werd een majorettencorps opgericht. Die verstond de knepen van het vak en algauw werd ieder wandelconcert met voorop 32 majorettes een streling voor het oog. Het absolute hoogtepunt kende de fanfare tijdens haar optreden op de Heizel in 1974, bij de bekerfinale voetbal tussen Waregem en Tongeren.

Uit het " het Orgelpunt" het eerste tijdschrift van de fanfare jaargang.1 - Nr. 1 (17-04-2006) - Tekst Patrick Devos , secretaris


Sint-Eloois-Vijve was centrum voor scheepstrekkers

We zouden inwoners van Sint-Eloois-Vijve net als Harelbekenaars ‘scheepstrekkers’ kunnen noemen. Als verklaring daarvoor vinden we dat tot de Tweede Wereldoorlog, toen de schepen langs de rivieren nog niet mechanisch werden voortgedreven, veel inwoners van Harelbeke en Sint-Eloois-Vijve het beroep van boot- of schiptrekker uitoefenden. Uit de volkstelling van 1846 blijkt dat toen op Kauwenhoek en de Leihoek in Sint-Eloois-Vijve heel wat scheepstrekkers woonden, nl. 31 gezinnen. Het aantal scheepstrekkers lag wellicht nog hoger, omdat het schiptrekken veelal als bijkomende job werd gepresteerd naast een hoofdberoep van landbouwer, herbergier of andere. Ook het groot aantal herbergen aan de Leiebrug in Vijve is trouwens te verklaren in dat scheepstrekkers gebeuren tijdens vorige eeuwen.

Het traject langs de Leie was ingedeeld met tussenhaltes met overgang aan de sluizencomplexen. Zo was er een overgang aan het sas van Vijve, waarbij nieuwe scheepstrekkers klaar stonden voor het volgende traject. In Vijve was er voor de scheepsjagers ook een verandering van trekpad, dat tussen Harelbeke en Vijve aan de overkant lag (linkeroever) en wisselde naar de rechteroever naar Deinze. De afspraken met de scheepsjagers werden gemaakt in de herberg, vandaar het groot aantal aan het sas in Vijve.

Het scheepsjagen is een zeer oude methode om de binnenscheepvaart mogelijk te maken langs rivieren en kanalen. Dat gebeurde eeuwenlang door de schepen vanaf de rivieroever voort te trekken of in schipperstermen uitgedrukt “te jagen”.

Ook Emile Claus was tijdens zijn jeugd gefascineerd door het scheepstrekken en maakte er in zijn beginperiode een schilderij over.

https://www.academia.edu/.../SCHEEPSTREKKERS_HISTORISCH...